Générale: “Bagarre générale pendant un mariage”

Générale: Herhaling als esthetisch verzet

Dagmar Dirkx

Wat als de ideale tentoonstelling er één in continue transitie is? Vanuit die onder- zoeksvraag, scherp gericht naar zowel hun eigen praktijk als het brede kunstveld, startten beeldend kunstenaars Kaïn Walgrave en Siemen Van Gaubergen hun “Générale”. Repetitie is dan het woord dat traditioneel mee van de tong rolt. Laat net die repeti- tie, dat herhalende karakter van de tentoonstellingspraktijk het element zijn dat beide kunstenaars centraal willen stellen.

Walgrave en Van Gaubergen leggen zichzelf vakkundig enkele spelregels op. De eerste spelregel vraagt om een beperking in de ruimte. De context van de expositie – op zich al begrensd – wordt verder verdeeld door middel van vier mobiele, modulaire blokken. De multifunctionaliteit van die blokken behelst tegelijk verschillende, voor de toeschouwer meestal onzichtbare facetten van hoe een expositie tot stand komt: hun compartimenten bevatten ladders, boeken waaruit de kunstenaars inspiratie putten, verfborstels, een waterpas, archiefmateriaal… en de eigenlijke kunstwerken uit de ateliers. Waar de blokken in de binnenkant het voor de kijker ‘onvoorstelbare’ proces van de expo huizen, functioneren hun wanden als de presenteerbare kant van het verhaal. Een mobiele scenografie van ‘binnen’ én ‘buiten’.

Eenmaal wanneer het fysieke speelveld is bepaald, gaan de kunstenaars aan de slag: een tweede spelregel omvat het gegeven ‘tijd’. In één uur bouwen Walgrave,
Van Gaubergen
en – althans voor deze eerste editie – Antoine Goossens een geheel nieuwe tentoonstelling. De modules worden verschoven, creëren een andere setting. Binnen dit nieuwe kader gaan de kunstenaars aan de slag – met eigen én met elkaars werk. Intuïtief wikken ze welke werken op welke plaats worden gehangen, creëren ze verschillende dialogen tussen de schilderijen, stuiten ze op productionele problemen, clashen in het proces hun visies op de hedendaagse kunst misschien meer dan verwacht. Het resultaat is telkens een efemere tentoonstelling, gesmeed op de dunne grens tussen voorzichtige doelgerichtheid en radicale twijfel.

Vijf keer op een dag brengen ze een “bagarre générale pendant un mariage”; vijf ‘huwelijken’, elk gekenmerkt door onvermijdbare conflicten. Voor deze eerste editite presenteren Walgrave en Van Gaubergen een 10-uur durende performatieve tentoon- stelling in een mobiele scenografie. Elke van de vijf vernissages duurt 30 minuten, waarna ze binnen de 90 minuten een geheel nieuwe tentoonstelling en scenografie opbouwen. Binnen deze 90 minuten vindt ook het derde element van Générale plaats, het discursieve programma. Daarin worden vragen naar de kunstenaar als curator en de invloed van de (ruimtelijke) context op de presentatie opgeworpen.

Dit programma werd samen met Off the, grid en Gerlinde van Puymbroeck vormge- geven.

Een eerdere verbintenis werd al aangegaan door Van Gaubergen en Walgrave in de expos- itie “Wegbeschrijving-Plaatsbepaling”. In het DNA van beiden schuilt een diepge-

wortelde nieuwsgierigheid naar de eeuwige vloeibaarheid der dingen. Kaïn Walgraves oeuvre tracht die wendbaarheid van vormen en materialen tevergeefs te bedwingen. Chemische processen doen hars, pek of verf een blijvende zoektocht op het doek of papier initiëren: elk werk blijkt op die manier slechts een momentopname. Nadat de camera ‘geklikt’ heeft, lopen die processen echter verder, als rizomatische struc- turen die non-stop verbanden blijven leggen. Zijn steeds groter wordend archief vormt de eerste getuige van deze continue metamorfose.

Het ‘krampachtig structureren’ dat Walgrave wil problematiseren, lijkt de ideale link naar het werk van Siemen Van Gaubergen. De kunstenaar vertrekt van bestaande foto’s, videostills, advertentiebeelden, instructiefiches, gebaren en taal, die hij bewerkt via airbrush, druk of opnieuw fotografie. Daarop brengt hij dan weer nieuwe lagen aan, dikwijls in verf of drukinkt. Maar aan de eigen wil van de beelden, als geani- meerde wezens met eigen verlangens en driften zoals ook W.J.T. Mitchell betoogt

in zijn “What do images want?”, valt ook bij Van Gaubergen niet te ontsnappen. Toch vraagt hij zich als schilder vooral af hoe het proces van het schilderen zélf gestalte krijgt. De correlatie tussen oppervlakte en het eigenlijke beeld – en hoe die twee de brug naar elkaar maken in de techniciteit van het eigenlijke maakproces, fascineert Van Gaubergen. Hij is gebeten door precies die transitie, naar de manier waarop de vertaling door middel van de kunstenaar – van oppervlakte naar beeld en vice versa – een weg naar buiten vindt: via materialen, vormen en kleuren die zich aandienen.

Wat willen beelden dus? Op die vraag bestaat geen antwoord. Antoine Goossens, die als derde speler zijn intrede doet in deze eerste editie van “Générale”, erkent eveneens dat zijn schilderijen vaak een bevraging zijn. Voor de kunstenaar bestaat de werkeli- jkheid uit verschillende vormen, en dus zou één juiste interpretatie daarvan die wer- kelijkheid onrecht aandoen. Goossens’ schilderijen nemen daarom ook verschillende vormen aan. Ook voor hem betekent schilderkunst een gigantisch speelveld aan mo- gelijkheden. Dat zijn werken niet zozeer één waarheid willen poneren, houdt echter niet in dat ze het gebrek aan algemeen engagement ten opzichte van de kunsten en onze samenleving, niet in vraag stellen.

Hoewel de drie kunstenaars veel raakvlakken vertonen in hun individuele kunst- praktijk, blijft de introductie van een derde partij in het huwelijk, een derde en laatste spelregel, een extra factor die zowel begrenzingen als onzekerheid met zich meebrengt. Twijfel overheerst dus: alle exposities zijn slecht een ‘poging tot’, een tentoonstellingsessay. (Van het Franse ‘essayer’: proberen.) Als een ware ‘Sisyphus’ start elke kunstenaar vol moed deze ménage à trois. Ze trekken en sleuren aan de mobiele wanden, wikken en wegen de keuze van kunstwerken, overleggen over het karakter van hun nagelnieuwe verzameling. Elke nieuwe tentoonstelling werpt weer andere, nieuwe vragen op: waarom heeft precies deze selectie van werken zin? Waaruit bestaat een ‘verzameling’ precies? Wat betekent het om werken die anders in de vergetelheid zouden verzwelgen, toch openbaar te maken? Hoe beïnvloeden tijdelijke begrenzingen de impact van een schilderij? Wat gebeurt er in de periferie

van de zichtbare kunstwereld? Nadat de expositie even heeft ‘geleefd’, rolt de steen onvermijdelijk terug de berg af en begint een nieuwe krachtmeting.

Avant-gardistisch gedachtegoed loert om de hoek in “Générale”. Concepten als “museum”, “meesterwerk” of “aura” moeten eraan geloven – zoals de traditie vanaf de 20ste eeuw het wil. Maar waar staan we vandaag? In de continue metamorfose van elke expositie, en het betrekken van alle aspecten hiervan, lijken Van Gaubergen, Walgrave en Goossens ook de autoriteit van curatoren, museumdirecteurs of productie- medewerkers stilaan uit te gommen. De bestaande hiërarchie moet plaats maken voor intuïtie en improvisatie. En voor falen.

Dat brengt ons terug bij de mythe van Sisyphus. Albert Camus zag in het moment van Sisyphus’ falen juist een breuk in de ‘meedogenloze stroom van zinloze hande- lingen’: wanneer de steen terug naar beneden valt, en de absurditeit van zijn taak glashelder wordt, onthult zich aan de protagonist een vrijplaats voor het denken. Zo vormt elke nieuwe tentoonstelling tijdens “Bagarre générale pendant un mar- iage” ook de broodnodige pauze waarin zich nieuwe wegen openbaren, ondanks het opgelegde kader. In het falen, het nooit volledig voltooid zijn, in de herhaling schuilt het esthetisch verzet.

Al dit afbreken en opbouwen roept logischerwijze echo’s op aan Walter Benjamins essay over “Der Destruktive Character”. De destructieve figuur die de Duitse filosoof beschrijft, erkent ten alle tijden dat alles mis kan gaan. Hij of zij ziet – net als Walgrave en Van Gaubergen – niets als permanent. Maar om die reden ziet hij overal mogelijkheden. Waar anderen tegen muren of bergen stuiten, ziet hij ook daar een weg. Maar omdat hij overal een weg ziet, moet hij overal het beste uithalen.

Niet altijd met brute kracht; soms net met de meest verfijnde. Omdat hij overal manieren ziet, staat hij altijd op een kruispunt. Geen moment kan weten wat het volgende zal brengen. En zo is het uitkijken naar de volgende “Générale”.