Wegbeschrijving/ Plaatsbepaling – Filip Luyckx

Bij het werk van Kaïn Walgrave stelt zich de vraag niet naar de herkenning van iconografische elementen. Zijn doeken ogen abstract maar ook sterk materieel. We staren naar geconcentreerde oppervlakken zonder narratieve aanknopingspunten. De werkwijze wijkt volledig af van de abstracte schilderkunst zoals we die kennen. Tevergeefs zoeken we naar een ontlading van gevoelens of gedachten, of een strak aangehouden verftechniek. Veeleer bespeuren we vage reminiscenties aan werkmaterialen uit het dagelijks leven, of willekeurige patronen op muren en de grond. Naarmate we meer werken ontdekken, vallen zowel hun uniciteit als hun onderlinge verbondenheid op. Elk doek komt voort uit een variatie aan doordachte werkprocessen. Ze hebben veel weg van experiment in een tussenzone tussen wetenschap en ‘klassieke’ schilderkunst. Het beeld is van belang, maar vertelt niet het hele verhaal.

De eigenschappen van de grondstof bevatten op voorhand een aantal mogelijkheden. Zijn werkmethode is fysiek, analoog en materieel. Een voorbeeld uit vele andere: het gekozen materiaal wordt met een penseel of paletmes beschilderd, uitvergroot tot prints of gescand, aangebracht op een drager. De kunstenaar kiest voor een bepaald traject, maar tal van externe factoren spelen een rol, zoals de aard van de drager, de inkt of verf, de kamertemperatuur. In een aantal gevallen evolueert het materiaal zelf na de ingreep. Lak en pek bijv. drogen nooit helemaal. De kunstenaar baseert zijn tussenkomsten alleen op componenten en technieken die met beelden verband houden. Wetenschappelijke literatuur raadpleegt hij niet. De gehanteerde werkwijze bezit geen nuttigheidsgehalte buiten de kunst. Kaïn Walgrave werkt binnen zijn eigen referentiekader. Daarvan houdt hij de pedigree (onder de vorm van werken, tabellen, aantekeningen) nauwgezet bij in archiefdozen. Ook de afgesneden randen van doeken bewaart hij in zakken als een soort negatieve onderzoeksruimte. De indeling in ‘groepen’ en ‘families’ gebeurt volgens de aard van de experimenten. Alleen binnen elke ‘familie’ is er een lineaire chronologie. Omdat de kunstenaar vaak teruggrijpt naar eerdere onderzoeken en ze ook uitbreidt, belanden de aanvullingen bij dezelfde ‘familie’ en niet achteraan. Geen enkele onderzoeksgroep of individueel werk is ooit “af” in de klassieke betekenis. Zelfs na tentoonstellingen en publicaties is een ‘schilderij’ vatbaar voor nieuwe ingrepen.

Het onophoudelijk onderzoek staat nooit los van het archief. Elk individueel werk draagt een nummer dat verwijst naar het archivalisch klassement. In feite maakt het archief de kern uit van zijn visie. Zonder de verzameling verliezen de afzonderlijke onderzoeken hun brede artistieke context. Dat kernlichaam evolueert constant. Het potentieel voor verdere evolutie binnen elle’ familie’ haalt de overhand op het bevriezen van het voorbije werk. Natuurlijk kunnen families voor een bepaalde tijd een sluimerend bestaan leiden maar dat is niet definitief. De kunstenaar werkt aan meerdere werken en binnen meerdere families tegelijk. De afwerking blijft open zolang het werk onder de

hoede van de kunstenaar blijft. Beelden worden losgelaten, teruggehaald en gecombineerd. Het archief is het artistieke levensverhaal van de kunstenaar.

De beschreven werkmethode houdt het midden tussen gecontroleerde processen en een zekere mate van conditionering, met als drijvende kracht de nieuwsgierigheid naar het onbekende. Dat visueel onderzoek naar het potentieel van beelden leidt tot een rizomatisch netwerk dat een eigen leven leidt maar nauw gestuurd wordt door menselijke beslissingen. Zulke houding staat in schril contrast tot de artificiële intelligentie. Bij Kaïn Walgrave wordt er niets voorgeprogrammeerd, onvoorspelbare elementen maken er integraal deel van uit. Hij lanceert de processen voordat de kennis volledig is, met een open resultaat dat weer nieuwe vragen oproept. Hij houdt bij voorbaat rekening met de weerbarstige realiteit die alle verworven kennis beproeft. De mens hanteert een bredere waardenschaal dan een computer. Leren van fouten en imperfectie behoort daar toe, maar ook omgaan met irrationele verschijnselen, het overleven van de chaos. Hierin schuilt de paradox van zijn hele artistieke ontwikkeling. Het uitgangspunt van het onderzoek is irrationeel, maar de werkmethode geordend en precies. Bij elke stap wenst de kunstenaar zijn onderzoek te ordenen, te analyseren en te archiveren. Telkens rijzen er nieuwe vragen en groeit de complexiteit. Als antwoord breidt hij het onderzoek uit, wat de onwetendheid nog meer in de verf zet. Chaos dreigt, daarmee groeit exponentieel de nood aan ordening om het hele project werkbaar te houden. Onze geest wenst in een wereld te leven die we enigszins overzien, maar de nieuwsgierigheid drijft ons vooruit. De paradox van het archief is eigenlijk een metafoor voor de zoektocht naar kennis van de mensheid.

2018 – Filip Luyckx